Steeds milder
wordt het vragen
naar het licht:
het verlangen
dat het dagen zal,
het duister in het dal
te dragen is.

De stilte
wordt tot lafenis
gelouterd.

Zou het dan zijn
dat zo het
heilig ademhalen
van uw Geest in mij
mij veilig stelt
van alle kwalen
en mijn onbestaan
geneest?
En dat mijn naam
bij U geborgen is,
Gij met mij gaan zult
in de nacht?

Gezegend Gij
die tot het licht en morgen is
hier met mij wacht.