Hij sprak zo ongewoon
over gewone dingen,
dorst, water, wind,
vader, zoon, kind,
mijn hart ging zingen.

Al wat ik zag werd beeld
van dieper, hoger zaken,
zout, wingerd, gist,
dienaar, brood, vis,
om van in vuur te raken.

Hij sprak: "Maria",
en de zon trad aan,
en telkens weer:
"Maria, wij moeten
verder gaan."