Ik droomde en ik zag de troon
waarop mijn God gezeten was.
Hij vroeg: 'Ken jij Mijn een'ge Zoon?'
en ik vertelde Hem alras:
'De kribbe stond in Bethlehem,
in doeken lag Hij daar ter neer.
De engel sprak met luider stem:
Hij is geboren, Hij is Heer.
Hij werd een kind van het Verbond,
"God redt" werd teken in Zijn naam
en toen Hij in de tempel stond
verwonderden zij zich tezaâm,
In de woestijn werd Hij verzocht,
de duivel sprak Hem smekend aan.
Hij heeft die vijand overmocht
en diens verlokkingen weerstaan.
Zijn tekens waren wonderlijk.
Hij had succes. Hij was voornaam.
Men noemde Hem uitzonderlijk
en wilde altijd met Hem gaan.
Zijn woorden waren stil, oprecht,
Hij sprak tot ieders vragend hart.
Hij heeft vermetel aangezegd
wat machtigen voorgoed verwart.
Verhalen kregen diepe zin;
men wist: Hij leidt ons veilig voort.
Hij ging op hun geloven in
en wat Hij zei was ongehoord.
er klonk een schrille tegenstem:
Hij is geen meester in de wet.
Ze zeiden hoorbaar: 'Weg met Hem.
Hij heeft God aan de kant gezet."
Een boos gerucht klonk door het land:
Hij moet hier weg, dus dood met Hem.
Zo schoven zij Hem aan de kant.
"Toe, kruisig Hem" klonk toen hun stem.
Hij werd gevangen en verhoord,
 op Golgotha, op 't ruwe hout
werd wat Hij zei en was vermoord.
Zijn beulen gingen blij naar huis.'
Ik droomde en ik zag de troon
waarop mijn God gezeten was.
Hij vroeg: "Is dat Mijn een'ge Zoon,
Zijn dood kwam toch niet zo van pas?
Ik gaf Hem leven na het graf
in 't spoor van eeuwig licht
en niemand neemt Zijn glorie af,
Hij is uw blijvend vergezicht."
Toen knielde ik. Ik zei: 'mijn God,
Hij is een eeuwig blijvend Heer.
Hij is mijn leven, Hij mijn lot,
ik leg me aan Zijn voeten neer.'
God zei mij daar: "stil in je hart
komt Jezus als je trouwe borg.
Hij neemt je weg wat je verwart
en legt je veilig in Mijn zorg."
Zing dus een lied tot eer van Hem
en wil je aan Hem overgeven.
Hij vult je hart, Hij hoort je stem,
Hij is tot gids jou in 't leven.