Mijn hart een vesting,
een onoverwinbaar fort.
De brandende pijlen van
verdriet afgeweerd.
De soldaten van pijn,
buiten de muren gehouden.

Mijn hart een vesting,
eenzaam op een rots.
Uitkijkend over de dalen,
om onheil en ellende
te overzien. Plotselinge
verassingen voorkomen.

Mijn hart een vesting.
Binnen haar muren
smacht ze, verlangt ze
naar Levend water.
Liefde die net als pijn,
ellende, wordt afgeweerd

Mijn hart een vesting,
hoort de bazuin zo luid.
Van vrede, verlossing.
Een leger engelen zingt
een overwinningslied.
De Hemel valt aan.

Mijn hart een vesting,
Aangevallen, overwonnen.
Niet vanuit het dal, maar
vanuit de hemel bezet.
De Koning der Koningen
gevestigd op de troon.

Mijn hart een vesting,
De stroeve brug gestaag
zakkend, om in te laten,
liefde en vertroosting.
Het Levend water stroomt,
verkwikt mijn hart.

Mijn hart een bron,
van het Levende woord.
De muren afgebroken,
tot aan zijn fundament.
Het trotse fort niet meer,
dan een nederige dienaar