Christenen spreken onderling van wederkomst van Uw Zoon,
in hoop én vrees vragen we ons af of de eindtijd is ingezet,
zien uit naar vestigen van Uw goddelijke, hemelse troon.

Is er méér gaande, lieve God,
dan de wereldwijde berichtgeving
door de flitsend snelle verspreiding
van het ene na het andere onzalig lot?

We zien de wereld branden, bossen in vlammen opgaan,
maar er is méér verwoestend vuur, op straat en in huizen,
omdat wij mensen elkaar steeds minder lijken te verstaan.

Nu we alsmaar meer hoorden van moorden,
vooral door messen, kogels, de afgelopen tijd,
kunnen we niet meer heen om de werkelijkheid:
zulke dingen gebeuren ook in Nederlandse oorden.

We zien de watervloeden, wereldwijd en ongekend.
Wilt U ons daarmee vertellen dat U er nog altijd bent?
Uw wensen: dat alle mensen U erkennen als de dirigent.

Van de dag en uur die Jezus beloofde weet geen dan U alleen,
maar Hij zond Zijn discipelen uit, en zij, zij gingen heen.
Zij wisten waar ze moesten zijn en, door U vergezeld,
werd in woord en daad van Uw bestaan verteld.

Uw volgelingen hebben in het verre en nabije verleden
wie Uw bestaan ontkenden te vuur en te zwaard bestreden,
maar wij zitten als bange muizen biddend in onze bedehuizen.

Vanaf het allereerst begin wenst U dat Uw mensen, U heel nabij,
samen vreedzaam door dagelijks leven gaan, elkaar verstaan,
en ondanks zwoegen zwaarden omsmeden tot ploegen,
zodat U in vruchtbare, rulle aarde, kan zaaien gaan.

Wie is met sappel makende zorgen voor morgen gebaat?
Jezus beloofde dat Hij tot het einde met ons meegaat.
Wat de toekomst brengen moge: vrees geen kwaad!

Geef ons het heilig vuur, geloofszwaard en Uw kracht,
om van U te getuigen, ten tijde van deze donkere nacht.
Geef ons Uw raad in woord en daad, vanuit Uw Almacht,
om in het hier en nu te leven en mensen Uw liefde te geven.

Jes. 2:4; 41:10 | Ef. 6:14-17 | Mat. 6:34; 24:36; 28:19,20