Natuur en landschap liggen voor ons open,
de stad verrijst aan d' einder, aan de horizon,
de schepping doet ons op genade hopen:
dat in Gods stad het leven vrede won.


De tijd verstrijkt, wij jakkeren en jagen,
nooit is er stilte, nooit meer rust.
Daar, aan de horizon wil ik nog vragen
of in zijn stad, Hij mij de ziele kust.


Wij hopen, want Gods dag komt nader,
Hij brengt ons dichter bij zijn vergezicht,
de ziele luistert, hoopvol, niet verslagen.


Wij wachten, God en Hemels Vader,
Mijn hart wil wachten, al mijn levens dagen,
tot U ons voert in 't eeuwig licht.
Frans den Harder