De Boom des Levens in het Paradijs,
geschapen door God Zelf als Zijn bewijs
van wond’re gave van het eeuwig leven,
aan ’t beeld van Hem, de mens, volmaakt gegeven.
De mens wist: als ik in gehoorzaamheid
die vruchten neem, leef ik in eeuwigheid.

Maar wee, de zonde heeft het al verwoest.
Gescheiden nu van God, het schepsel moest
het Paradijs uit, en de hof verlaten.
Geen houvast meer, want God werd losgelaten.
Geen leven meer, het smaakt nu naar de dood.
Gevolgen van de zonde zijn zo groot.

De Boom des Levens hangt op Golgotha!
Die Boom sterft…..laat Hij dan wel vruchten na?
Die Boom heeft d’ ongehoorzaamheid gedragen!
Leer, om te leven, toch naar Hem te vragen.
Die Boom kwam bloeiend uit het graf vandaan
Brengt vruchten voort, want Hij is opgestaan!

Kom ga met mij nu naar de Levensboom
Geplant aan de rivier, de Levensstroom
Die uit Gods troon zo onbeperkt blijft vloeien
En vele heidenvolken brengt tot bloeien
De Boom des Levens schenkt hen Zijne vrucht,
die uit zijn dood tot Hem om leven vlucht!

 (Melodie Ps 1)
(Gen. 2--Openb. 22)