Een groot verlangen naar Zijn woorden,
een groot verlangen naar Zijn stem,
een groot verlangen om bij Hem te horen,
bij Davids Zoon uit Bethlehem.

Elke dag trok Hij weer verder,
ik verloor Hem niet uit 't oog,
trouw bleef ik Hem verzellen
en luisterde naar Zijn betoog.

Ik genoot van Zijn verhalen,
ik zag de wond'ren die Hij deed,
ik wilde altijd bij Hem blijven,
Hem volgen, elke weg, in lief en leed.

Veel sprak Hij in gelijkenissen,
iedere keer een ander tafereel,
van zaad in akkers, een koning en een bruiloft,
van rechters en vergeving, ieder kreeg zijn deel.

Hij kon zo mooi vertellen,
van 't schaapje dat aan het dwalen was,
ik zag het helemaal al voor me,
dat ik het weggelopen schaapje was.

Dat Hij mij was gaan zoeken,
dat Hij mij in de struiken vond,
dat Hij mij meedroeg in Zijn armen.
Deze liefde was het die mij aan Hem verbond.

Een verhaal van Vader met twee zonen,
dat sprak me best wel aan.
De één een bruisend feestend leven,
de ander trouw zijn weg gegaan.

De oudste bleef in werken steken,
hij genoot niet van het Vaderhuis.
De jongste kwam weer terug in Vaders armen
en vond opnieuw een warm tehuis.

Een mooi verhaal – een open einde.
Toch kwam er opstand in mijn hart,
ik was niet de één, noch de ander,
ik dacht dat Jezus mij vergat.

Een derde zoon, dat leek me wenselijk.
Geen oudste zoon, met weinig blijde levenszin
en niet zo werelds als de jongste,
maar zo iemand net als ik, zo'n beetje tussenin.

Zo volgde ik Jezus verder,
als derde zoon in Zijn verhaal,
mijn eigen plekje had ik nu veroverd,
Ik geloofde eens te komen in de bruiloftszaal.

Ook volgde ik Jezus in Zijn lijden,
toen Hij opging naar Jeruzalem.
Ik begreep niet wat er ging gebeuren,
maar in alles bleef ik trouw aan Hem.

De weg naar Golgotha ging komen,
Hij droeg in pijn en smart Zijn kruis.
Dit alles ging mij ver te boven,
was dit de weg naar 't Vaderhuis?

Zij joegen spijkers door Zijn handen,
het kruishout werd rechtop gezet.
Was dit nu nodig voor mijn zonden,
ik was toch trouw en leefde nauwgezet?

Ik kon dit bijna niet verdragen,
was dit mijn Meester, was dit mijn Heer?
Ik keek omhoog en zag Zijn liefdevolle ogen,
en begreep, 't zijn mijn zonden die Hem kruisten, keer op keer.

Toen boog ik diep ter aarde
en beleed, er is geen derde zoon.
De oudste en de jongste broeder,
ze zijn het allebei die zitten op mijn troon.

Om voor een zoon als ik een plaats te bereiden,
gaf Vaders oudste Zoon Zijn kostbaar bloed.
Van die genade leerde ik leven,
daar bij Golgotha, daar werd het leven goed.

Voor mij brak het wolkendek toen open,
het kruis veranderde, het werd een weg naar huis,
en op die weg stond Vader, met uitgestrekte armen
en zei: Mijn zoon, welkom thuis!



september 2007