De wind wordt wild, donkere wolken groeien
De golven kolken, zinloos blijkt ons roeien.
We houden ons aan alles vast, zijn doodsbang
Uren, dagen, soms een mensenleven lang.
 
De aardse machten zijn er, enorm en sterk
En lachen om ons dappere mensenwerk.
We vinden uit, maken, stutten en bouwen,
Met elke kleine slag groeit zelfvertrouwen
 
Maar als
De wind opsteekt, de wolken groeien
De golven kolken, zinloos blijkt ons roeien.
 
En dan spreekt Hij ook nog scherp: jullie geloven niet!
Geloof in mij zodat je de wereld anders ziet
Dan ontvang je moed om wind en water te weerstaan
En het besef: ik zal altijd naast en met je gaan.
 
Maar als een licht briesje de boot naar de oever blaast
Zijn de discipelen alleen nog maar heel verbaasd
En vooral geschrokken van zijn macht en harde taal
Negeren hun redding en zijn boodschap helemaal.
 
Laten we bidden te mogen geloven in Hem
Laten we samen bidden om zijn schouder en stem
Om geloof om ons op de levenszee te wagen
Laten we bidden om moed om alles te dragen.
 
 
Bij: Marcus 4: 35-41