Ik had een droom en hoorde en zag
de nadering van de laatste aardse dag.
 
De dageraad was wat grauwer,
het licht glansde wat fletser,
zon rees, niet verduisterd,
óp terwijl de bleke maan
veraf nog scheen.
 
Het alledaagse leven
ging gewoon door.
 
In al het normale geluid van bezigheid en activiteit
gonsden stemmen van een engelenkoor:
hetzelfde gezang dat was losgebarsten
bij de geboorte van Het Kind,
sindsdien geen einde vindt,
aanzwelt in kracht
vanaf die nacht:

Gloria,
Hosanna,
Hallelujah.
 
Zo zacht en veraf,
zo krachtig en vol belofte,
zo aanzwellend en naderend .......
...... en niemand die luisterde,
hoorde, noch waarnam.
 
Ik dacht aan Noach,
bezig met bouwen,
toen zelfs van regen
niet werd geweten,
laat staan van vloed,
totdat de hemelsluizen
zich openden.
 
Toen ik ontwaakte
wist ik me gewaarschuwd.
 
(2006) Mat 24:3;29;37-41 | Luc. 2:14