Voorheen sprak God door de profeten;
liet zo zijn wil aan ’t mensdom weten.
Maar in de volheid van de tijd
zond Hij Zijn Zoon, tot ons behoud.

Zijn Liefste en de erfgenaam,
door wie Hij al ’t geschapene schiep.
Hij, ons geschonken,  Vaders beeld,
heeft ons gereinigd en geheeld.

Nooit noemde Hij een engel Zoon,
maar deze zit naast Vaders troon;
en pleit voor die Zijn naam belijden,
zowel de Jood als ook de heiden.

Al het geschapene zal verouden,
maar Gij blijft Uwe  glans behouden.
Gij zult het eeuwige leven geven,
die als Uw kind ’ren hier reeds leven.

Deze genade, zo groot en schoon.
Een wonder is het, heel gewoon.
De gedienstige engelenscharen,
moeten de zaligen  bewaren.