Het feestmaal was bereid,
De tafels stonden klaar.
“Gij knechten, ga nu uit
en roep de gasten maar”.

“O Heer, ’t komt niet gelegen,
ik heb het veel te druk.
‘k Heb nieuw bezit verkregen
en ‘k vond ook nieuw geluk.

‘k Moet een landgoed gaan bekijken
en ook het vee bezien”.
Zo gaat dat bij de rijken,
Bij u ook zo, misschien?

Dat heeft de Heer verdriet gedaan
En Hij nam het besluit:,
“Mijn huis moet vol zijn;
Ik nodig nu kreupelen en bedelaars uit.”

De knechten zijn toen uitgegaan
En brachten blinden binnen.
Zij dwongen bedelaar in te gaan
En hen, gewond van binnen.

De Gastheer zegt: ’t feestkleed ligt klaar
’t Is zuiver wit en zonder vlekken.
Het is mijn genade, aanvaard het maar
Zo wil Ik al jouw schuld bedekken.

Ook ik ben één van deze :
Gekneusd, verminkt en klein.
Maar door het bloed van Jezus
Mag ‘k één der gasten zijn.