'k Heb in 't verborgene o Heer,
een kwaad bedreven, meerder keer
en ik durf niet op te kijken.

Zo diep verankerd als het zit,
verborgen als een duistere pit,
vrees ik dat ik in deze tijd
niet van dit kwaad eens wordt bevrijd.

Hoe zal ík ooit op U lijken?
 
Herschep mijn hart en reinig Gij o Heer,
die vuile bron van al mijn wanbedrijven.
Vernieuw in mij een vaste geest en leer
mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven.

(naar Psalm 51 vers 5 berijmd)