Wat kan ik als mens dralen en malen,
Op de weg van hoop in wanhoop verdwalen.
Als een schaap dat ongemerkt afdwaalt van de kudde en de Herder.
Hoop verliezend, moed gezonken, dwalend eenzaam verder.
Ben gevallen, gestruikeld alles doet zeer.
Kijk om me heen en zie de Herder niet meer.
de schemering valt als een sluier over me heen,
Ik weet ben in deze wildernis niet alleen.

Bewust van de wolven , de leeuw die wil verslinden.
herinner ik me Zijn woord, Hij maakt mijn voeten als hinden.
De bewaarder Israëls zal niet sluimeren noch slapen.
Ik ben de Goede Herder ik geef mijn leven
voor mijn schapen
Besef me had ik Hen nou maar gevolgd en geluisterd naar Zijn stem.
Het onwrikbare geloof vast gegrepen ik ben van Hem.
Terwijl ik naar de kreet van mijn hart luister,
Valt de nacht in het is kil en duister.
Belijd Heer ik ben in mijn valkuilen gezwicht,
Doch Mag weten Uw oor is op mijn roep gericht.

Mijn smeekbede verandert in een danklied,
U bent God die alles ziet,
Ik mag op Uw goedertierenheid hopen,
Mij tot U richten al ben ik van U weggelopen.
U bent een Hoorder der gebeden,
Ziet om naar die is uitgegleden.
Die van de weg van hoop is afgegaan,
Wees met dit verloren schaap begaan.

Herken tijdens mijn gejammer en blaten,
Zijn stem en Zie daar De Herder, Hij heeft de kudde verlaten.
Om te zoeken naar wat verloren was,
Om het terug brengen naar de wei met beekjes en sappig gras.
Aanschouw de liefde in Zijn ogen, hoor Zijn vriendelijke stem,
Hij neemt me op de schouder, Ik weet ik ben van Hem.
In de Hemel is blijdschap een verloren zondaar is teruggevonden,
Door de Goede Herder eeuwig aan Zijn kudde verbonden.