De talenten die U mij gaf,
broden en vissen, voedsel
op doortocht in mijn leven,
geef ik U, Jezus, mijn koning,
opdat U ze vermeerderen zult,
zodat ze velen zullen versterken.

2005, naar Joh. 6:9: die ene jongen, die álles wat hij had in Jezus' handen gaf.
(Mat. 14:13-21; 15:29-39; Marc. 6:30-44; 8:1-10; Luc. 9:10-17; Joh. 6:1-15)