Die in mijn leven trad –
mijn tranen voor zijn voetlicht
mijn haren dof: een lofdicht
zonder stem –
 
heeft mij zo liefgehad
liet rusten mijn voldoening
in kussen ter verzoening
vergeven werd de twijfel
in mijn tred.
 
Die vrij ik mocht ontmoeten
gaf mij het leven weer
maar richtte evenzeer
mijn spoor –
ik zet mijn voet voorzichtig neer
in die van Hem.

bij Lucas 7, 36-50