Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
en ik duid, begrijp, noch snap het niet.
Ik had een gezicht en ik schreef een gedicht.

Ik zie een beeld, in de Bijbel beschreven,
ik proef as en bloed en wil enkel maar leven.
Ik hoor hemels gezang en angstig gekrijs,
lees van rampen en tekenen, Bijbels bewijs,
zie bokken en schapen en mensen die opgaan,
geopende graven, in afgrijzen opstaan,
exploderende zon, bloedrode maan,
woorden en beelden die in Openbaring staan.

Ik schouwde het einde, glimp van het nieuwe land.
Ontwaakt uit die deels mooie, deels angstige dromen
wist ik welke opdracht tot me is gekomen
en tracht er vandaag voor te zorgen
dat ik, net als gisteren en morgen,
een zaadje zaai, een boompje plant.

Pinksteren 2005, na een nachtelijke droom