Lang voordat je werd geboren
deed men God al van je horen.
Ouders baden eensgezind
voor dit aanstaand mensenkind.
Het was God, die je bewaarde.
Met een schreeuw kwam je op aarde.
Je was compleet – geheel gezond –
werd gedoopt en kind van het verbond.

Later kwam het leren praten.
Deden ouders het bidden voor
en kon jij, terwijl zij aten,
een hand in die van vader leggen.
Wat onduidelijk “amen” zeggen
met daarna een vrolijk: “Klaar!”
en dan lekker spelen maar.

Gekomen in de puberteit
Ontstond er pas een echte strijd.
Je wou naar de kerk niet gaan.
Je schopte overal tegenaan.
Zocht en vond verkeerde vrienden,
die de ware God niet dienden.
Vereerders van Bacchus, Venus, Mammon
beledigden God waar het maar kon.

Maar je ouders – zij bidden door.
Hebben het goede met je voor.
Ze leggen hun zorgen om jou neer
aan de voeten van hun Heer.                                                                                                    Bidden, dat je toch vol ontzag,
bij Jezus Christus uitkomen mag.
Je hand in die van Vader leggen
en opnieuw leert “amen” zeggen.

( n.a.v. de jeugdproblematiek zoals                     
gokverslaving – comazuipen etc.)