De golven van het leven,
doen je soms even beven.
Dan kan je het niet meer aan,
en lijk je alleen verder te moeten gaan.
Maar steeds moet je denken aan een stem,
de stem die (dwars door je verdriet heen) roept is van Hem.
Vergeet je dan nu Mijn beloften weer,
hielp Ik je niet keer op keer!?

Al zijn 'de sterren van de belofte' verdwenen achter wolken,
en steekt de satan je, door zijn leugens, met dolken;
"Je hebt zijn genade/belofte niet,
vergeet die woorden nu maar, waarop je je verliet."
"Denk je werkelijk dat God jou, groot zondaar, wil gedenken,
en zijn hulp en bijstand wil schenken?"
"Je hebt te veel, en te grote zonden gedaan,
daarom hoort God je niet meer aan,
want waar blijft het antwoord op je gebeden,
heb je nog niet genoeg geleden?"
Dit schreeuwt de satan je in oren,
opdat je de beloften van God maar niet zult horen.

De belofte die luid:
Mijn kind, ik hoor je stem, je droef geween
en ik laat je niet alleen!
Ik sta naast je en houd je hand,
al zie je dat nu misschien niet met je verstand.
Geloof toch (vertrouw toch) M'n kind, dat Ik je kan en zal verhoren,
al lijkt je gebed soms tegen 'dovemansoren'.

Nu beproef Ik je nog, M'n kind,
opdat Ik je straks rein bevind,
zodat Ik zie dat je, ondanks alle tegenslagen,
Mij blijft vragen,
om mijn beloften waar te maken, te schenken mijn hulp, en zegen,
al is alle schijn tegen.
Ik voer een strijd met de satan om jou, alleen zie je dat nu niet,
omdat je alleen je eigen pijn en moeite ziet.
Maar wees gerust; Ik heb de satan overwonnen,
en het tijdperk naar het einde van je beproeving is alreeds begonnen.

Tel dan je zegeningen keer op keer,
want ik word van het uitdelen hiervan niet minder, en van het inhouden zeker niet meer.
BEN JIJ VERLEGEN OM DE GAVEN,
VAN MIJ, DIE ZELFS ZORGT VOOR DE JONGE RAVEN?

IK WIL ER OM GEBEDEN ZIJN!

(daarom zeg Ik u: alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze zult ontvangen en zij zullen u geworden)
A.L. Schmohl