Mens, lief mens, ik houd van jou,
ik wil je zo graag helpen.
Ik geef je kleren voor de kou,
ik zal je tranen stelpen.
Ik laaf je dorst, ik geef je brood
en ik sta naast je tot je dood.
Mens, lief mens, ik houd van jou,
ik wil je lasten dragen.
En toch bereik ik nooit je kou,
jouw vragen zijn jouw vragen.
Het doet me eindeloos verdriet,
maar neen echt helpen kan ik niet.

Mens, lief mens we staan alleen,
wat moeten we beginnen.
Waar moeten we nu beiden heen,
geen mens kent ons van binnen.
Hoe lief en goed je het ook bedoelt,
jij voelt niet wat die ander voelt.
Mens, lief mens maar er is Eén
naar wie we kunnen vluchten.
Daar kun je met je vragen heen,
je tranen en je zuchten.
Hij is het die je werkelijk kent,
omdat jij toch Zijn schepsel bent.
Mens, lief mens ik bid voor jou,
want Hij kan je echt helpen.
Hij geeft je warmte in de kou,
hij kan je tranen stelpen.
Hij geeft aan jou het Levend Brood
en Hij gaat met je dóór de dood.