In mijn woonplaats aan het meer
kwamen zij het hoofdgeld innen.
Bij mijn bedrukte wederkeer,
sprak reeds al mijn Heer
eer ik erover kon beginnen.

Ook al is de inner Joods,
toch zijn we niet ontheven,
van betalen en wel ruimschoots.
Want als "stenen des aanstoots",
mogen wij geen aanstoot geven.

Ik moest gaan vissen in den blinde
en bij de eerste aan 't visgerei,
zou 'k in zijn bek wat zilver vinden;
daarmee betalen aan wie 't inden;
genoeg voor zowel Hem als mij.

Ik mocht later mensen vangen,
van wie het hoofdgeld was bepaald
door Hem die zich in onze belangen
aan dat houten kruis liet hangen.
De Vis heeft ons daar duur betaald.
Geert Bax