Het bloed droop uit haar hand en uit haar voet. Aan ied're kant een spoor van lopend leed. Ze leed een pijn waar niemand iets van weet, maar zweeg gedwee. Was zij het of haar bloed, dat stierf, die stierf en weer ontsprong als vloed, als wassend water ? Zij, zo hoog, zo breed, zo diep, die nooit een ander bloeden deed: zij heeft een onverdiende straf geboet.

De wind zingt letters van haar naam, heel zacht, en bomen schrijven klinkers van haar lied. De zee bespiegelt 's avonds laat haar pracht, als zonlicht in het westen vonken schiet.
Heeft iemand ooit een hoger naam bedacht dan haar naam ?

Heb me lief. Meer niet.
Lieve Steenberghs