Vechtend tegen m'n eigen tranen,
Kijkend naar druppels die vallen uit de kranen.
Waarom hou ik m'n tranen tegen?
Waarom lukt het niet meer, om ze van me af te vegen.

Ik ben te hard voor mezelf,
Was ik nog maar dat meisje van elf.
Toen kende ik nog geen tegenslagen,
Mijn leven bestaat nu uit alleen maar vragen.
Heb geen ene zekerheid meer,
De gedachte: ‘Hoe nu verder’ komt keer op keer.

Waarom moet ik dit allemaal doorstaan?
Vind het moeilijk om verder te gaan.
Krijg vast en zeker nog meer tegenslagen op mijn pad,
En ik heb er al zoveel gehad.
Was ik maar van steen,
Dan sloeg ik me er wel doorheen.

Maar dit, dit raakt mij,
Was dit alles maar voorbij.
Dat ik weer kan gaan genieten van het leven,
Zonder het te moeten opgeven.
Hoelang zou het nog duren,
Kon ik maar vast om een hoekje gluren.
Om te zien dat het straks weer beter gaat,
Maar nee, daar ben ik niet toe in staat.

De Heere God zal mijn leven verder leiden,
En ik zal samen met Hem moeten strijden.
Eens op een dag zal ik er weer boven op komen,
Eenmaal daar gekomen!
Spreek ik een dankgebed uit voor de Heer,
Dat Hij steeds weer bij me stond keer op keer.
Hij heeft me vast gehouden,
Zelfs op de momenten dat ik m'n handen niet meer kon vouwen.
Elke keer als ik er weer ver doorheen zat,
Bracht Hij de juiste mensen op mijn pad.

Deze woorden van dank kan ik al tegen Hem zeggen,
De verdere tegenslagen zal ik ook bij Hem neerleggen.
Ik probeer positief te blijven,
Door alles wat me dwars en mee zit op te schrijven.
En ik kom hier doorheen,
Ben mijn verdere leven nooit meer alleen.
Ik hoef niet te twijfelen of Hij wel of niet bestaat,
Want ik mag weten dat Hij altijd naast me staat!