Het licht van Gods aanwezigheid, dat ons verblindt,
Is vol liefde, dat ons altijd aan Hem bindt.
Dat stralend licht verandert hoop in vast vertrouwen,
Als wij Hem van aangezicht tot aangezicht aanschouwen.
 
Is ons verlangen en verwachten hooggespannen,
Daar wordt hoop en twijfel uitgebannen.
Daar worden hart en ziel ontladen,
Ontdaan van schande en van schade.
 
Wanneer wij in die veilge haven zijn,
Mogen wij ons laven aan Gods heilsfontein,
Van levend water, dat de vreugd verhoogt,
Wellend uit de bron die nimmer droogt.
 
Gehuld gaand in gewaden van het zuiverst wit,
Als kostbaar deel van Zijn bezit,
Wonend in Zijn huis met vele zalen,
Zullen wij gelukzaligheid uitstralen.
 
Een elk die in die verwachting leeft,
En zich geheel aan Gods Drie-Eenheid geeft,
Kan uitzien naar dit toekomstbeeld,
Zoals de Heilge Schrift ons mededeelt.