We reizen door de tijd naar eeuwigheid,
van bron tot bron gaan wij de gang.
Een weg van hopen en van strijd,
niet opgeven want het is levenslang.

De wolkkolom gaat ons steeds voor,
en hij beschermt ons in de nacht.
Zo trekken we het juiste spoor,
vooruitgaan naar het land dat wacht.

We zijn beschermd als Israëls kind'ren.
God heeft de gouden stad aan ons beloofd.
Men wil de aankomst soms verhind'ren,
we reizen met de hoop voor ieder die gelooft.

Jeruzalem, o plaats van hoop en vrede,
o gouden stad waar onze toekomst ligt.
We zijn op weg, God gaat ook mede,
een lichtend licht in onze lange nacht.

Wij reizen nog in eeuwig hopen,
we gaan als kind'ren hand in hand.
Straks zullen we de poorten binnenlopen
en wonen in ons nieuwe vaderland.