De hoop op zegen, dat goed vooruitzicht,
Is niet ijdel, met de blik op God gericht.
Hoop houdt het smalle pad begaanbaar,
Dat leidt naar genâ voor elke zondaar.
 
Hoop doet leven, mits op God gesteld.
Geeft levensmoed aan die gekweld
Leeft, tussen hoop en angstgefluister,
Als dwaalgeest, tastend in het duister.
 
Hoop koesteren is: Gods woord omarmen.
Je aan Zijn liefde willen warmen.
Vol vertrouwen, los van twijfel gaand
Op de weg, die Jezus baant.
 
Hoop doet aan de horizon lichtpuntjes gloren,
Want zonder hoop lijkt alles vaak verloren.
Hoop moet neigen naar vast vertrouwen,
Om een relatie op te bouwen.
 
De bijbel biedt ons steeds die hoop,
Bevestigd in de heilge doop.
Gebonden aan liefde en geloof,
Dicht deze drie-eenheid elke kloof.