Toen onze Heer op aarde kwam,
Zijn moeder ongetrouwd,
Zijn Vader was hier onbekend,
de wereld hard en koud.

Zijn komaf was niet al te best,
een arme tak van ’t hof,
vergeten, ver in Juda’s land,
vergaan was alle lof.

Zijn stamboom pronkt niet smetteloos,
daar Thamar ’t zelfrecht nam.
God schreef alsnog geschiedenis,
een loot uit Juda’s stam.

Zie, daar is Rachab in de rij,
in Jericho publiek.
’t Geloof in God bracht haar terecht.
Is dát geen Kerstmuziek?

Ja, Bethlehem komt al in zicht,
want Boaz was háár zoon.
Hij trouwde met een Moabiet,
dat was héél ongewoon.

Uria’s vrouw doet zelfs nog mee
in ’t plan van onze God.
Al wordt haar naam hier niet vermeld,
Hij stuurde ook háár lot.

Zo is Zijn stamboom doorgegaan
tot in Maria’s schoot.
Zij gaf zich over en zong blij:
Mijn ziel maakt U Heer, groot.

Al ligt ons leven vaak in puin,
de stukken door elkaar.
God neemt ze op en maakt het zó
voor Zijn gebouw pasklaar.

Mattheüs 1