Kindeke, zo klein en teer,
bent U echt mijn God en Heer?
U, onschuldig, zondevrij,
kwam U ook voor mij?

Is het waar, dat in dit Kind
zich de grote God bevindt?
Hij, die ’t al tot leven riep,
boog Hij werkelijk zó diep?

Deze baby… dit is God?
Hij werd mens en draagt mijn lot?
Hij mijn oordeel, ik Zijn leven,
kan dit Kindeke dat geven?

Vol verwondering kniel ik neer.
In ’t gezichtje, klein en teer,
zie ‘k geen oordeel of gericht,
maar Gods vriendelijk aangezicht …*

Ere zij God!

Jes.9:5 | * Ps.97:7 berijmd