‘t Is wonderstil in Efrata.
Niets stoort de rust, op ene krekel na.
De nacht is vol van vrede.
Een held're ster deelt ons iets mede.
 
Herders liggen in het veld.
Al hun schapen zijn geteld.
Niets vermoedend van de grootsheid
Die de hemel straks tentoonspreidt.
 
Plots is daar een blinkend licht.
Een glimp van Gode's aangezicht.
’t Is een engel die zij ontwaren.
Deze brengt De blijde mare.
 
“Spoedt U naar de stal waar ge Hem vindt.
Het lang verwachte heilig Kind.
Aanbidt Hem daar en brengt Hem eer.
Messias, Koning, onze Heer”.
 
Dan verschijnt er in de hoge
Een  schouwspel van Gods alvermogen.
Hulde brengende hemelkoren
Zingen: “Jezus is geboren”.
 
Daar ligt Hij nu, in doeken zacht.
Onwetend  nog van wat Hem wacht.
Maria weet reeds van zijn lijden,
Dat ons van schulden zal bevrijden.
 
Het wordt weer stil in Efrata.
Niets stoort de rust, op ene krekel na.
Hij was getuige van het feest.
Vervolgt zijn lofzang, ’t gezegend beest.