Ik hoor een woord uit donk're dagen
van vrede en gerechtigheid,
een oude tronk zal vruchten dragen
en bloeien in uitbundigheid,

dwars door vernedering en zorgen:
de Telg, als redder in de nood,
de nacht verliest zich aan de morgen
in schaam'le doeken, kruis en dood,

Hij zal ons Gods bedoelen leren
en trekt zijn sporen door het land,
de geest van God is niet te keren,
de geest van wijsheid en verstand,

het aards bestaan heeft hier zijn grenzen,
de horizon breekt in het licht
en toont de duurgekochte mensen
een onvoorstelbaar vergezicht,

zij zien een stad met gouden straten,
een stad met vrede boordevol,
een schaap staat naast een leeuw te blaten,
een kind graait in een adderhol,

daar is God alles en in allen,
daar eet een ieder zonder schroom
- geen mens kan daar in zonde vallen -
de vruchten van de levensboom,

de witte tafel staat te wachten,
Hij nodigt tot het bruiloftsmaal,
de eertijds zwakken en verachten,
zij mogen komen, allemaal!


(Jes.11:1-10  en  Openb. 21:1-4,21  en 21: 21b)