Als om mij heen de levenslichten doven,
het donker wordt, omdat ze niet meer zijn.
Dan zoek ik rust'loos in mijn diepst geloven
naar antwoord op verdriet en hartenpijn.

Ik kan 't gemis nog altijd niet doorgronden.
Dat leegte zulke rake wonden slaat!
Mijn plaats heb ik nog altijd niet gevonden
tussen mensen met al hun koude praat.

Ik wou, dat weer de zon volop ging schijnen,
dat al die kilte wegsmolt in 't bestaan.
Ik wou wel, dat het licht met al z'n lijnen
de levenslust terugbracht op mijn paân.

Er is geen tijd om warmte af te geven.
De mensen hebben het vandaag te druk.
Er is geen tijd om bij het licht te leven.
De mensen zoeken bij zichzelf geluk.

Als ik ontdek, dat al dat haastig voortgaan
gevoed wordt door een opgaan naar een feest.
Dan weet ik, dat met tassen overlaân
de mensen voor zichzelf zijn uit geweest.

Ik zoek naar het licht, wie kan het mij reiken?
De stad hangt vol, maar donker blijft de nacht.
Waar is het licht, dat mijn harte kan verrijken?
Dat warmte brengt, waarop ik toch zo wacht.

Er is een ster, die hoog in het hemelrond,
mijn leven aanraakt door haar helderheid.
Ze wijst mij 't Kind Jezus met een nieuw verbond,
dat Licht en troost geeft in mijn donkerheid.

© Hans Warning

ingezonden: 9 december 2004