Als sterren konden buigen,
dan bogen ze van ver;

ze zouden alle eer betuigen

aan de nieuwe Morgenster.

Als de kribbe had gezongen
bij wat er was geschied,

dan waren klanken opgesprongen

tot een prachtig wiegelied.

Als schapen konden horen
wat de herders overkwam,

dan hadden ze hun vacht geschoren;

tot een deken voor het Lam.

Als wolken konden vragen,
dan vroegen ze naar ’t moment,

dat zij de Koning mochten dragen

op een dag die niemand kent.