Sluimerend besef lag in me verscholen,
baande zich een weg naar de schoot
waarin het tot leven werd gewekt,
ongeweten groeide, tot nieuwe
aanwezigheid: onmiskenbaar,
voelbaar, tastbaar.

Vol verlangen ontvangen tóch vrees om te baren,
beangst voor de toekomst en zo zeker van falen
in dit niet gezochte, koesterend moederschap;
pas in staat tot accepteren, zelfs beminnen,
als in smart én met vreugde gebaard,
dit bijzonder Kind uit zal roepen:
“Licht wil Ik voor je zijn.”

Dat sluimerend besef dat Het Kind aanklopte
om me te laten geloven dat het wenste
om in mijn hart geboren te worden,
dat moederschap, zo begeerd,
maakte me onzeker, hoe kon
ik ooit een thuis bieden
aan dat hemels Kind?

Het klopte aan, dat allerliefste Kind
en toen ik mijn deur opendeed
zorgde Hij ervoor dat ik
voortaan door dun en dik
steeds weer Zijn vrede vind.

2003