Zie, Jakob, met zijn kinderen alleen,
zijn ogen dof, zijn krachten zijn vergaan,
maar hij ziet licht dwars door de eeuwen heen
en spreekt het Woord tot hen die voor hem staan,

Juda, jouw voet omklemt de heersersstaf,
geen zal de scepter jou uit handen slaan,
in jou is leven, sterker dan het graf,
waar glorierijk de Koning op zal staan,

o, Bron van vrede, kom, doorboor de nacht
waarin wij ons bewegen met uw licht,
o, Kind van Bethlehem, voor ons geslacht,
door bloed en tranen wordt uw rijk gesticht,

uw troon staat vast aan Vaders rechterhand,
uw vijand zal U tot een voetbank zijn,
U bant het kwaad en onrecht uit het land,
de loftrompet klinkt op het tempelplein,

Immanuel, Priester in eeuwigheid,
raak door uw bloed ons hart en leven aan,
lof zij U, Heer, als wij in dankbaarheid
en stamelend straks rond uw kribbe staan. 

(Gen. 49:8 t/m 12 en Ps 110)