2. De wond op Zijn rug (Mattheus 27:26, maar Jezus gegeseld hebbende)
Melodie ps 134

Zie, Jezus is door geseling
verwond, wat een vernedering.
Zijn rug gestriemd, geheel bebloed.
Aangrijpend wat Hij lijden moet.

(Hebr 1:3)
Zijn rug is daar niet voor bedoeld.
Hier wordt geen eerbied meer gevoeld.
Hij, Schijnsel van Gods heerlijkheid,
het beeld van Zijn zelfstandigheid.

(Ex 33:18-23)
Want Mozes vroeg die heerlijkheid
te zien, om door die glans geleid,
het volk te leiden naar Gods plan,
naar het beloofde Kanaän.

God sprak: er is een plaats bij Mij!
Sta daar: Ik ga aan u voorbij.
Ik zet u in een steenrotskloof,
daar zult u zien wat Ik beloof.

Ik overdek u met Mijn hand,
en Ik bescherm u, Mijn gezant.
Dan zal Ik dicht voorbij u gaan,
en u ziet Mij dan achteraan.

U zult Mijn aangezicht niet zien.
Maar Ik heb naar u omgezien!
Zo toon Ik u Mijn majesteit,
van achteren toch heerlijkheid!

Daar in de Steenrots is het goed.
Daar straalt Gods heerlijkheid in bloed.
Gekloofd, gestriemd, en gekastijd,
zo wordt het land der rust bereid!

(ps 129:3)
Ach, hoe is wreed Zijn rug geploegd.
De ploegers hebben ruw gezwoegd.
De striemen fel, de voren lang.
Wat boog U, in Uw lijdensgang!

(Jes 50:6 en 7)
Ik gaf Mijn rug aan die Mij slaan.
Ik ben bereid die weg te gaan.
Ik blijf in alle schande staan.
De HEERE helpt, Ik zie Hem aan!

(Jes 53:5)
Gestriemd, gesmaad om onzentwil.
Nu buigen wij, beschaamd en stil.
’t zijn striemen waardoor Hij geneest.
Zo wordt Hij kinderlijk gevreesd.

(Matth 6: 13)
Van U is ’t Koninkrijk, de kracht.
De ere wordt U toegebracht.
Van U is nu de heerlijkheid!
Gegrond op Borggerechtigheid.