Ze zit daar maar, zo bij het raam
Stil vouwt ze haar handen saam
Biddend praat ze met haar Heer
Zuster komt en zuster gaat
Vaak is de zuster zelfs te laat
Te druk, zegt zij dan, ’t spijt me zeer

Geen levend kind geboren uit haar schoot
Iets wat haar zo zeer verdroot
Wie zal haar woorden vandaag horen
De verzorging heeft het steeds te druk
Ze werken zich een ongeluk
Was haar kind maar nooit dood geboren

Dan meldt zich plots een aardig kind
Eén zoals je er maar zelden vindt
“Mag ik een beetje met u praten?”
Ze is een bezoekster van de kerk
Ze lijkt te jong haast voor dit werk
’t Was zo gezellig hoe ze zaten

zo samen, eind’lijk iemand die haar hoorde
die wist te luisteren naar haar woorden’
en ze had er nog zo vele
’t Is niet bij die ene keer gebleven
Ze krijgt zowaar weer zin in ’t leven
Want ze heeft iemand om mee te delen

Ze lijkt wel moeder van dit kind
Die het alles prima vindt
“Tante”, zegt ze maanden later.
Wekelijks komt ze op bezoek
samen lezen ze een boek
en ze geeft de bloemen water

Zo gaat het nu al weer wat jaren
Daarom valt het te verklaren
Dat zij, haar handen ook nu samen
Danken kan : Heer, ik ben vandaag zo blij
Geef me nog wat tijd erbij
Dank dat ik toch een kind heb, amen.