Zul je het nooit vergeten, Israël;
wij zaten zonder uitzicht in de knel,
de vijand had ons bijna in de tang,
speelde met ons zijn dodelijke spel,
maar God redde ons van de ondergang.

Het was zowaar bijna met ons gedaan,
als woeste golven vielen zij ons aan.
Wie was tegen hun bruut geweld bestand?
Wij zouden op de rots te pletter slaan,
als God ons niet gered had door zijn hand.

Zoals een vogel naar het lokaas hapt,
onder het net dat naar beneden klapt
en nog ternauwernood zijn leven redt,
zo zijn wij, God dank, aan de dood ontsnapt.
Hij heeft de vijand buiten spel gezet.

Van U, o God, wordt onze hulp verwacht,
die door uw woord alles heeft voortgebracht.
Die heel ons leven in uw handen houdt,
U bent een helder licht in onze nacht,
de rots waarop ons leven is gebouwd.

Melodie:  Ps  124