Een groepje vrouwen, armetierig,
mager, bleek, gelaten,
wachtend in de gang,
gevangen en verlaten.
"Transport!"
Het woord werd doorgezegd,
"Transport!
Ze halen ons hier weg."

Ik maakte deel uit van die groep,
gevangen en verlaten,
uitgehongerd en gelaten.

"Duitsland!, dacht ik,
"Wat een ramp!
Concentratiekamp.
Nu nog op het allerlaatst
worden wij verplaatst?

Ook gevangen in een cel
zat mijn moeder, zwaar gespannen,
wachtende op Duitse plannen.
'n Stiekem klopje bij haar cel,
zwaar gegrendeld en op slot,
ik fluisterde heel zacht en snel:
"Wij gaan op transport.
Heus, ik red mij wel."
Toen bad ik hevig, fel en diep:
"Niet mijn moeder, God, zij niet.
Op haar leeftijd haalt zij 't niet."

Toch, mijn moeder werd gehaald;
zij moest uit haar cel;
zij zou meegaan naar die hel.

Duitsers, in hun uniform,
makers van de oorlogsstorm,
zelfbewust en goed doorvoed,
gaven ons bevelen.
Zij die "onse goet en bloet"
onze vrijheid kwamen stelen.
Wij, als armelijke stoet,
fluisterden en wachtten,
vol verdrietige gedachten.

Toen... een ommekeer:
Het einde van ons wachten,
heel anders dan wij dat verwachtten.
Veel gesnauw, gecommandeer,
"in de cel, vooruit en snel,
vlugger, schnell,
ja, schnell, schnell, schnell!"
Achter grendel, achter slot,
niemand ging er op transport.

We bleven maanden in die cel,
kleumend, hongerend en zwak;
maar beter dan een Duitse hel,
daar ging je dood of werd een wrak.

We bleven in het eigen land.
Hoe kwam die ommekeer tot stand?

Wel, de trein die ons zou rijden
naar nieuwe oorden vol van lijden,
kon die route niet meer rijden.
Geallieerde vliegers
gooiden bommen op die route,
gooiden bommen op het spoor.
Het traject was ingestort
en de trein van ons transport
kon er helemaal niet door.

Juist die ochtend, juist op tijd,
kwam er hulp voor al die vrouwen.
Bommen hadden ons gered
uit de wrede Nazi klauwen.

"Toeval", zegt men, "Zuiver toeval".
Nee, mijn God is overal!
Hij, mijn Vader, is voor mij
God die alles kan.
Bommen kan Hij dienstbaar maken,
dienstbaar aan Zijn plan.

Zo geloof ik dat God hoorde
naar mijn schreeuw, mijn jammerkreet.
Hij, mijn toevlucht in ellende,
Hij bespaarde ons veel leed.

Mijn moeder leefde en kwam vrij,
met ons allen, ook met mij,
op die zonnig-lichte dag
van de zesde mei.

Hoog de Nederlandse vlag!
Lies Land