Wij stonden langs de kant, een lange rij,
er heerste stilte; niemand die wat zei.
Het was alsof in deze stille tijd,
wij alles deelden in verbondenheid.

Ze reden waardig in een lange stoet,
zo kwam de dood ons langzaam tegemoet.
Wij dachten aan hen die er niet meer zijn
en voelden het verdriet, de stille pijn.

Wij stonden ook voor hen die achter bleven,
die elke dag ontredderd en verslagen,
steeds hunkeren naar troost en medeleven.

Zij moeten verder door de donk're dagen,
waar nooit de moed moet worden opgegeven,
als wij als volk met hen hun toekomst dragen.