Stilte in de vroege morgen,
vogels zingen blij hun morgenlied.
Alles lijkt zo vrij, geborgen
als in een vredevol verschiet.
Maar elders, en toch zo dichtbij
is vrede met geweld verstoord.
Daar is de mens niet vrij en blij
en wordt een vogel niet gehoord.

't Geweld regeert vele verbanden,
en al het schone wordt veracht.
God gaf het ons, in mensenhanden,
maar 't kwade leeft met zoveel macht.
We mochten bouwen en bewaren,
een groot geschenk in onze handen.
We konden bloei en vrucht vergaren.
Er was genoeg voor alle landen.

Toen brak het onheil los, zo onverwacht.
Het zou natuur en mens niet sparen.
het werd voor velen zwarte nacht.
Wanneer komt onheil tot bedaren?
De mensn doen de deuren dicht.
Ze kunnen elkaar niet vertrouwen.
Weg valt Gods trouw, Zijn licht.
Durven we nog op Hem te bouwen?

We kunnen enkel bidden: Here red
de mens, geef ons een nieuwe start.
Waar men in vrede en gebed
rust geeft in 't leven en het hart.
Dan kunnen deuren toch weer opengaan.
De mens weer bouwen en bewaren.
O wil ons in Uw liefde gadeslaan,
en mensen door Uw liefde sparen.