de vingers knoestig
zij schreeuwen naar de lucht
spieren als gedraaide ijzeren balken

hij roept met brakende mond
het onwezenlijk gerucht
terwijl gewone lieden
rondom hem hene zwalken

gepoot op het altaar
van stenen blokken
blijkt zijn hart al vroeg
er uitgeschoten

doorzeefd met kogels en licht
hij staat verstijfd
doch zie hem knokken
julius dreyfsandt zu schlamm