Hier aan de randen van het vasteland
houden de wegen op –
reikt er geen verder meer,
geen later.
Een onbepaalde overkant
raakt parelend als water
de oever van dit
edel uur.

Hier aan de zomen daalt de avond neer,
hoor ik het opkomend getij,
wenkt voor de oversteek
het langgerekt omfloerst geluid,
het driemaal stoten van de 
scheepshoorn –

het laatste veer zet weldra koers
de haven uit.