Het is nog stil, de nacht wijkt langzaam,
geluidloos naderen banen licht de hof.
Een vogel laat zijn eerste fluittoon horen,
zingt in de vroege morgen al Gods lof.

De wachters dommelen wat bij het graf,
het was voor hen een lange nacht.
Ze hebben niets gezien/gehoord,
maar hadden dat ook niet verwacht.

Zouden die priesters echt hebben gedacht,
dat iemand deze Jood kwam roven,
of dat Hij zelf weer op zou staan?
Niet te geloven!

De ene gaapt, de ander knikkebolt,
maar plots is daar een onvoorstelbaar licht!
De steen wordt van het graf gerold,
de wachters zijn als dood op dit gezicht.

Dan zijn ze weg, zo hard ze kunnen lopen!
Het zonlicht komt heel aarzelend dichterbij,
ziet tot haar grote blijdschap: het graf is open,
haar Schepper en Formeerder is weer vrij!

En juichend spoedt de zon zich hoger aan de kim,
de vogels zingen blij uit volle borst;
de wind laat de bomen ruisen, bloemen geuren,
de schepping groet de opgestane Levensvorst.


Matthéüs 28:1-4