Daar zit Hij op een veulen,
weemoedig, vol verdriet.
Nu moet het gaan gebeuren,
maar wie is er die het ziet?
 
De massa roept: “Hosanna!
Gezegend Hij die komt.
Hij komt in ’s Heren naam”.
Tot straks  ‘t geroep verstomt...
 
Nu is er ’t enthousiasme,
blijdschap: Wát een gebeurtenis!
Maar dat zal snel voorbij zijn.
Dan komt de ergernis.
 
En schreeuwt men: “kruisig Hem!
Hij noemt zich de zoon van God.
Zo’n hoogmoed moet gestraft,
geef hem het zwaarste lot”.
 
Zo zit Hij op dat veulen,
weemoedig, maar bereid.
De Mensenzoon zal sterven,
Want nu is het Gods tijd.