Zij waren die dag tezamen geweest,
hadden de feiten besproken,
maar wonderen missen redelijkheid,
wat vaststaat, dat wordt verbroken,
want doden, die staan niet op in de tijd,
die heeft God een plaats in Zijn hemel bereid.

En toch: zij dachten, dat Hij het was,
die hen van het juk zou bevrijden.
Een man naar Gods hart, zo zuiver en goed,
die steeds het kwaad zou bestrijden.
Vervolgen hun dromen,
kapot dat beeld,
van Verlosser en Vriend, die je leven deelt.

Geen voetstap gehoord, geen schaduw gezien
en toch, die Man aan hun zij,
die uit het verleden het heden verklaart
en een toekomst, zo licht en blij.
Hun hart dat slaat over,
het brandt in hun borst,
die Man, die verklaart hen zijn bange ´Mij dorst´.

´Blijf bij ons Here´!
Hij mag niet meer gaan,
want Hij is het levende Woord.
In Hem wordt Gods plan, Zijn liefde voor hen,
zo klaar en zo troostend gehoord.
Hij zit aan hun tafel, 
zegent hun brood,
schenkt hun zijn vrede voor woorden te groot.

En zonder gerucht gaat Hij van hen heen.
Zij kijken elkander weer aan.
De twijfel voorbij, de juichtoon weerklinkt:
Het is waar, Hij is opgestaan!
Jeruzalem wacht hen, de weg is maar kort
voor hen
en voor ons
als het Pasen wordt.


Co ´t Hart
Uit: Vertrouwen dat God leidt