De tand des tijds trekt hier voorbij,
een dodenakker, rij na rij,
met schots en scheve zerken.

In muren bressen, brokken steen,
een oude toren, heel alleen,
wijst hoger dan de perken.

Die zerken staan stilaan op wacht,
na 't morgenrood verdwijnt de nacht,
de morgen, ach wanneer?

Alsnog blijven de wachters staan,
haast is hun tijd op 't graf gedaan,
want weldra komt de Heer.

Plots vult bazuingeschal de lucht
en bij de zerken komt gerucht,
de wachters gaan opzij.

Zij die ontslapen zijn in Hem,
horen verblijd hun Herders stem:
'Sta op en kom bij Mij.'

Geïnspireerd door begraafplaats
'De Toren' in Warmond en 1 Thessalonicensen 4:13-18