Lieve Jezus, Herder, Immanuël, God met ook mij:
U weet, ik ben zo nietig, maar ook taai als een grasspriet,
zo schichtig, maar ook brutaal als een mus of een muis,
zo angstig en ook zo angstwekkend als een kerkrat.
zo klein, maar ook ijverig als een mier,
 
Springend als een bok op een haverkist
zo opgeblazen en luidruchtig, maar ook
zo alarmerend en waakzaam als een kikker,
zo dom als een rund, gakkend als een gans,
pratend als kip zonder kop, onrein als een big,
door de porseleinkast banjerend als een olifant,
koppig, maar ook zo tot lastdier bereid als een ezel.
 
Zo wijs soms als een uil, met grote vlerken als van een adelaar
beschermend om kuikens heen, net als welke broedse vogel ook,
die op eieren slaapt van vogels die deze onbeschermd achterlieten,
wezen geduldig en behoedzaam vliegen leert, zelf vleugellam geweest.

Lieve Jezus, als met sneeuw bedekt U mijn zonden
en herstelt mijn geschonden wereld tot speeltuin. 
U weet dat ik een vogel ben die snakt naar sneeuw
die wit en rul alles beschermend toedekt,
stil en smetteloos licht weerkaatst,
waar in die witte, reine wereld,
mensen weer kinderen worden
en onbezorgd spelen gaan.
 
Uw sneeuw wordt tot smeltwater en wast alles schoon.
Een enkele druppel van Uw vergoten bloed reinigt,
vergeeft en maakt een nieuw begin, een schone lei,
een kwijtgescholden hypotheek op mijn huis
waarin ik voortaan vrij van lasten wonen mag:
vul het tot tempel waarin ik U loof en eer!
 
U, Messias, Redder, wilde voor mij alle wegen gaan
die ik niet gaan wilde en niet gaan kon,
wegen tot het Vaderhart en Vaderhuis.
U brengt me Thuis door Uw Kruis.
Mijn dank kan nooit toereikend zijn.
 
11.08.2008 Ps. 51:9b | 1 Cor. Korintiërs 6:19-20