Al zijn er zóveel vrienden om ons heen;
Al hebben we van niemand iets te vrezen;
toch zijn we dikwijls in ons diepste wezen
zo nameloos en mateloos alleen.

In ons bestaan leeft vaak verdriet of pijn.
Zelfs wordt geluk door angst soms overgoten.
We voelen ons door dreiging vaak omsloten
en vragen naar de zin van wat wij zijn.

We reiken naar wat onbereikbaar is.
We willen graag in luchtkastelen wonen.
We hunkeren naar hoog're regionen,
maar blijven wandelen in duisternis.

En tóch - wanneer we luist'ren naar één stem
zal al het and're in het niet verzinken.
Dan zal er iets van toekomstvreugd weerklinken:
God roept ons bij de naam - wij zijn van Hém!

uit: "Toekomstmuziek"