Mijn woorden zijn te klein
en mijn stem is te zacht.
Zo eenzaam te zijn
en stil is de nacht.

Mijn zang klinkt zo ijl
en mijn lied niet gehoord.
Zo wazig mijn stijl
en zo zacht klinkt mijn woord.

Mijn dagen soms duister
en geen vogel die zingt.
Geen glans of luister
en eenzaamheid dringt.

Maar ondanks dat leven
'zo stil om me heen
is er één vast gegeven:
'ik ben niet alleen.'

Dan schijnt er de zon
zingt een vogel zijn lied.
En ik ken de bron
en God zelf die me ziet.