Hij bedwingt zijn waterlanders,
opdat niemand maar iets merkt.
Hij beseft het, hij is anders:
'licht verstandelijk beperkt'.
Hij staat meestal aan de zijlijn,
vriendjes heeft hij bijna niet.
Hij mag bijna nergens bij zijn
en dat is zijn stil verdriet.

Hij speelt heel vaak in zijn eentje
en hij wordt ook vaak gepest.
Wat je noemt 'een buitenbeentje'
en wat trager dan de rest.
's Ochtends gaat hij met een busje
naar een speciale school.
Zelfs zijn eigen kleine zusje
noemde hem een keer 'mongool'.

Omdat hij een beetje raar is,
valt hij tussen wal en schip.
Maar wat desondanks ook waar is:
'Hij zoekt liefde en begrip'.
Maar dat kan hij nergens vinden
en hij voelt zich waardeloos.
Deze jongen zonder vrinden
is verdrietig, eenzaam, boos.

Hij bedwingt zijn waterlanders,
opdat niemand maar iets merkt.
Hij beseft het, hij is anders:
'licht verstandelijk beperkt'.
Maar als hij soms bidt, heel even
en zijn ogen samen knijpt
Voelt hij:'Er is in mijn leven
Iemand die mij wel begrijpt'.